Eindterm BG 13.1
De leerling hanteert in functionele contexten een aangereikte zoekstrategie bij het selecteren van digitale bronnen en informatie om een aangereikte informatievraag te beantwoorden.
Voor BG 13.1 ligt de focus op digitale bronnen en informatie in functionele contexten.
De zoekstrategie wordt aangereikt. De leerling hoeft nog geen keuze te maken uit een aantal aangereikte zoekstrategieën, maar moet wel de weg vinden op de informatiesnelweg. In vergelijking met de overeenkomstige eindterm is inzicht verwerven in soorten zoekstrategieën nog niet aan de orde.
Eindterm BG 13.2
De leerling beoordeelt in functionele contexten en aan de hand van aangereikte richtvragen de geselecteerde digitale bronnen en informatie op bruikbaarheid, correctheid en betrouwbaarheid.
Voor BG 13.2 ligt de focus op digitale bronnen en informatie in functionele contexten. Dit betekent dat het accent ligt op het beoordelen van digitale bronnen en informatie, die regelmatig worden gebruikt in hun dagelijkse leven.
Verder is er geen onderscheid tussen de ET basisgeletterdheid en de overeenkomstige eindterm.
Eindterm BG 13.3
De leerling verwerkt in functionele contexten digitale informatie uit één of een beperkt aantal bronnen om een antwoord te geven op een informatievraag.
Voor BG 13.3 ligt de focus op digitale bronnen en informatie in functionele contexten.In vergelijking met de overeenkomstige eindterm is het verwerken tot een samenhangend en bruikbaar geheel nog niet aan de orde.
De focus ligt op methodes om informatie te verwerken: selectie, analyse en conclusie.
Eindterm BG 13.4
De leerling beheert in functionele contexten informatie digitaal volgens een aangereikte structuur.
Voor BG 13.4 ligt de focus op digitale informatie beheren in functionele contexten. Dit betekent dat het accent ligt op het toepassen van elementaire basisvaardigheden om digitale informatie te beheren.
Verder is er geen onderscheid tussen de ET basisgeletterdheid en de overeenkomstige eindterm.